New Material Award 2009–2018 
New Material Award 2009-2018

LEVENDE, GROEIENDE MATERIALEN ALS NIEUWE GRONDSTOF EN CO2 VANGER
Gesprek met
Maartje Dros en Emma van der Leest

Voor ontwerper Maartje Dros, van het duo Klarenbeek & Dros, vormen zeewier, mycelium en algen de inspiratie en grondstof voor de ontwikkeling van nieuwe materialen, technieken en productiemethoden. Emma van der Leest is biodesigner en medeoprichter van het open-source laboratorium en de werkplaats BlueCity Lab in het voormalige Tropicana waterpark in Rotterdam. Als biodesigner integreert zij levende organismen als bacteriën, schimmels, algen of cellen in haar ontwerpproces. Hoe zien beide ontwerpers de toekomst van levende, groeiende materialen?

Omdat Maartje Dros al vroeg in haar carrière besefte dat de huidige, natuurlijke bronnen ooit zouden opraken, stelde zij zichzelf een doel: materialen voortaan zélf laten groeien. Biopolymeren op basis van gekweekte algen, zeewier en paddestoelen bijvoorbeeld. Haar ontwerp- en R&D-projecten proberen bovendien tegelijkertijd lokale economieën en productieketens een impuls te geven. Zij werkt daarom samen met een breed netwerk van universiteiten, hightech bedrijven, boeren, lokale producenten en de industrie. Sinds 2004 vormt Maartje Dros een duo met Eric Klarenbeek. In 2018 wonnen zij de New Material Award voor het project Algae Lab, dat zij met Atelier Luma in Arles, Frankrijk, hebben opgezet.

Ook Emma van der Leest werkt als biodesigner met verschillende disciplines samen, waaronder wetenschappers, natuurkundigen, kunstenaars en ontwerpers. Tot nu toe resulteerde haar cross-over met ambacht, wetenschappelijk onderzoek en nieuwe productietechnieken in het laten groeien van uiteenlopende biologische materialen – van coatings tot inkten, en textiel gemaakt met behulp van schimmels, bacteriën en gisten. Emma van der Leest zat in de nominatie-commissie van de New Material Awards in 2018.

Wanneer besloten jullie, als ontwerper, met levende materialen aan de slag te gaan?

Maartje Dros (MD)

Voor ons begon het vanuit de gedachte om niet langer plastics voor prototypes te gebruiken. We waren onze werkplaats aan het vervuilen en zaten volop in de plastic dampen. Ook merkten we dat paddestoelen veel beter reageerden als we hout-filament en bioplastics (PLA) toevoegden. Mijn achtergrond speelt vermoedelijk ook een rol; ik kom van Texel en heb een sociaal en historische blik ontwikkeld. Op ons eiland geldt: je werkt altijd vanuit cultuurhistorische waarde, je werkt samen met de community, je begrijpt je omgeving en neemt je verantwoordelijkheid.

 

Emma van der Leest (EVDL)

Als eerstejaars productontwerp-student aan de Willem de Kooning Academie bezocht ik de expositie Micro Impact in museum Boijmans van Beuningen. Daar zag ik allerlei ontwerpen, geïnspireerd op de natuur. Eén van de projecten was de BioCouture Jacket van Suzanne Lee. Ik vond dat prachtig en wist meteen: ik wil geen ontwerper worden die nog méér dingen maakt, zonder erover na te denken wat ermee gebeurt als we het weggooien. Thuis ben ik vervolgens een leerachtige materiaal gaan kweken en vond het bijzonder dat ik zélf een materiaal in een vat met vloeistof kon maken! Uiteindelijk, na lang aandringen, mocht ik stage lopen bij Suzanne Lee. De jaarlijkse Biofabricate Conference in New York was één van de projecten waaraan ik heb gewerkt. Voor mij begon het dus allemaal in een museum.

Aan de ene kant zijn er nu veel open source bibliotheken, zoals MateriO die met recepten van biomaterialen het experiment bevorderen. Aan de andere kant is er de lange weg van experiment naar product. Wat is er voor nodig om ook dat te bevorderen?

MD We merken dat we, vooral in wetgeving en regelgeving, vastzitten aan bestaande eco-
nomieën en bestaande denkbeelden. Ik mag bijvoorbeeld als ontwerper niet zomaar een nieuw materiaal
op de markt brengen. Dat is goed, want je moet, net zoals met vaccins, weten dat het veilig is. Tegelijkertijd
kun je zeggen: hoe erg is het als je een kopje van eetbare materialen maakt? Moet dit écht CE-gekeurd zijn? Ook is het belangrijk om in contact te staan met marktspelers, zoals leveranciers die bio-shops van producten voorzien. Bij een goede samenwerking zijn we elkaar eigenlijk aan het opleiden.

 

EvdL Ik ben in mijn keuken begonnen, maar als je naar een product wilt experimenteren, heb je een professionele plek nodig. Bij DCMR, de Milieudienst Rijnmond, gingen alle alarmbellen rinkelen toen ze van onze werkzaamheden hoorden. Ze waren erg bezorgd over de veiligheid van onze praktijken. Wat wij in hemelsnaam aan het doen waren, in een open Lab met paddenstoelen en algen? Deze reactie komt door het gebrek aan kennis. Vanuit het Lab heb ik veel aandacht besteed aan het vertellen van het grotere verhaal. En dan is er nog het vraagstuk van patenten. Iedereen wil graag delen, want open source is belangrijk, maar je werkt nu eenmaal met commerciële, grote partijen. Die zijn ook jarenlang bezig en daar moet je mee uitkijken. Toch moet je niet tegen grote partijen aantrappen, maar laten zien hoe het anders kan en wat deze aanpak voor de economie en natuurbehoud betekent.

Is het duidelijk voor iedereen wie jullie zijn, wat jullie doen en in welk gebied je werkt?
Er wordt uiteenlopende terminologie gebruikt, het is soms onduidelijk en dat heeft gevolgen voor de positie als ontwerper.

MD Het vakgebied is voor veel mensen inderdaad nog nieuw,
elke keer wordt er een nieuw label onder je geplakt!

 

EvdL Bij BlueCity Lab hebben ze het over ‘bio-engineers’, dat is niet mijn keuze overigens. Of ‘pioniers op gebied van bio’. Ik zeg al een paar jaar ‘bio designer’, hoewel ik ben afgestudeerd als productontwerper.

 

MD De neiging is te denken dat bio met ‘biologisch’ te maken heeft. Maar wat betekent dit dan – iets uit de natuur? Het gaat ons veel meer over de impact die ons werk heeft en vanuit het grotere geheel denken. ‘Social designer’ kan ook; we zijn bezig een nieuw netwerk te creëren om zaken ter discussie te stellen, om dat samen te doen, om een nieuwe beweging te creëren.

 

EvdL Ik heb mijzelf nu ‘bio designer’ genoemd,
maar ik ben ook ondernemer, ontwerper en ik doe onderzoek.

Hoe help je grote partijen en in welke vorm doe je dat? Je schetst voor hen een nieuw toekomst-
perspectief. Wat is de rol van de ontwerper hierin?

EvdL De rol van een ontwerper is dat je letterlijk kan laten zien wat het verschil is. Dat je via een fysiek object kan aantonen waarom deze natuurlijke (denk)richting beter is. Hoe veelzijdig een alg kan zijn bijvoorbeeld, er zijn duizenden soorten! Hiermee kan ik zo ongelooflijk veel producten maken, die veel slechtere varianten kunnen vervangen.

 

MD De industrie en mensen willen dingen anders doen, maar weten niet precies hoe. Daar krijgen wij als ontwerpers veel stimulans van. Als je laat zien hoe je plaatselijk gewonnen micro-algen tot bio-plastic draad verwerkt en daarmee 3D kunt printen ontstaan direct allerlei ideeën. Je gaat direct aan de slag met elkaar in plaats van dat ik iets vertel aan jou. Hierin is een actieve deelneming belangrijk, dat we gelijkgestemden vinden. Ook zijn we een netwerk van ontwerpers en bedrijven binnen de keten aan het opbouwen. Opvallend is dat we elkaar allemaal kennen. Dat is niet goed; we zijn met veel te weinig. We moeten zo groot worden, dat we elkaar niet meer kennen.

 

EvdL Wat ik fijn vind, is dat je de toekomst aan het verbeelden bent. Storytelling staat hierin centraal. En zoals Maartje zegt, steeds de dialoog middels exposities en kunstvormen aangaan. Wat is dan het werkbare organisme? Hoe kun je dat inzetten? Niet té educatief, maar juist met ruimte voor de eigen verbeelding.

 

MD Verbeeldingskracht, educatie en kennisdeling inderdaad. Toegankelijke plekken creëren waarin je een levende alg en het echte materiaal laat zien. Alle stapjes tonen en mensen meenemen, dan worden zij onderdeel van het proces. We zien onszelf eerder als een spin in het web, dan de ontwerper die alles bedacht heeft, want dat is ook niet zo! We werken samen met commerciële bedrijven zoals Swarovski maar ook biologen en onderzoekers van het WUR, NIOZ, biologische boeren, start-ups uit de nieuwe zeewiersector, zoals de Zeewierboerderij en Seaweedfarmers. Maar, zoals Emma zegt: je moet altijd met een bepaalde voorzichtigheid werken. De industrie is ook op zoek naar duurzaamheid, naar het ‘goed doen’, maar die gaan soms toch net iets korter door de bocht om dat te bewerkstelligen.

De beweging van biomaterialen wordt groter. Dit staat lijnrecht tegenover het standaard productiesysteem en hoe we dat wereldwijd hebben georganiseerd. Er zijn andere (kennis)systemen rondom niet-economische waarde nodig, welke ontwikkelingen zien jullie hierin?

MD Wij spraken laatst een expert en onderzoeker van algen, hele kleine micro-organismen. In Arles, in Frankrijk, maken deze micro-organismen van nature een soort scheidingswand tussen het zand in de rivierbedding en het water, waardoor je makkelijker zout kunt winnen. Helaas is de kennis om dat proces te stimuleren verloren gegaan. Het ‘nut’ is, helaas, nog altijd gelinkt aan geld, omzet en markten. Nu heeft die expert zelf zijn onderzoek en bibliotheek maar mee naar huis genomen. Ontwerpers en onderzoekers werken nu eenmaal vanuit een passie, vanuit niet-economische kennis. Wij willen een wereld ontdekken, wij willen weten hoe de wereld in elkaar zit.

 

EvdL Ik werk samen met een medisch mycoloog, een schimmelkundige, van het Radboud UMC in Nijmegen. Hij vertelde dat er wereldwijd slechts 250 officiële mycologen zijn. De discipline zoals die vroeger bestond, is verdwenen. De reden dat er zo weinig schimmelwetenschappers zijn, is dat de afgelopen 100 jaar veel ziektes uit bacteriën voortkwamen. Hierdoor gingen wetenschappers zich op de bacteriën focussen, en niet op de schimmels, waardoor er nu weinig mensen in die discipline geïnteresseerd zijn. Maar die kennis zal de komende jaren weer nodig zijn.

 

MD Wat ik ook mooi vind, is dat studenten niet langer bezig zijn met projecten voor zichzelf. Er zijn zelfs studenten die zeggen: “ik wil mezelf niet meer ‘ik’ noemen, maar ‘they’, want ik besta voor 40 procent uit andere bacteriën”. ‘Planet thinking’, het mensdenken verdwijnt, we gaan meer over een holistische en algehele vorm nadenken. Hoe kunnen we biodiversiteit stimuleren zodat het daarna terugkomt in onze natuur of onze ecologie? We moeten veel genuanceerder nadenken over waar het product goed voor is, wat ermee gebeurt en voor hoelang je het gebruikt. Dat is lastig, want we zitten in een hele dwingende economie waar je, hoe dan ook, bijvoorbeeld plastic gebruikt.

Algen, bacteriën, enzymen, schimmels zoals mycelium. Waarin zie je de meeste potentie voor toepassingen in bijvoorbeeld 5 jaar?

MD Zowel voeding als de gebouwde omgeving zijn enorme markten. Mycelium maakt een goede kans, omdat dit brandwerend is, het is veilig toe te passen in een gebouw. Zeewier heeft ook, als we dit op een hoog percentage toepassen in het bouwmateriaal, een dovend effect. In Nederland kennen we zeewier voornamelijk als voedsel. In Azië is de kennis hierover enorm, er is een grote industrie, maar de omzetting naar materialen, is niet gedaan. Die twee zijn nog niet gekoppeld. Je ziet dat sommige agrarische boeren in Nederland nu al over gaan van het produceren van voedingsmiddelen naar materiaalproductie.

 

EvdL De materiaal productie wordt groter, inderdaad. Het Westland werkt samen met boeren die een reststroom hebben, zoals tomaten-stengels, paprika’s en aubergines. Hiervan zijn de meeste vezels te kort voor een textiel, maar voor een leerachtig materiaal is de toepassing mogelijk. Zo zie je dat er een nieuwe economie wordt opgestart met die reststromen vanuit de agri-kant. En boeren staan er voor open, merk ik. Ook de provincie Zuid-Holland pusht dit, waardoor er voor de boeren ruimte is om in dit soort innovatieprojecten tijd te steken.

 

MD Dit gaat over enorme hoeveelheden; je maakt dus écht impact. Ga je als ontwerpers hierin een project doen, dan zeg je niet: dit is een ‘experiment’. Dan ga je op grote, serieuze schaal, het effect aantonen.

Hoe doen wij het in Nederland, in het vakgebied van biodesign, ten opzichte van andere Europese landen?

MD Nederland doet het heel erg goed. Dat wordt ook gezegd, in Amerika zelfs. Maar we horen het ook vanuit Frankrijk en Duitsland. Dat komt omdat Nederland groot is in de voedselproductie, we zijn in biologische processen en voeding opgeleid. Bovendien hebben we een land dat onder water kan komen te staan. We moeten wat doen, we moeten reageren op de natuur. Ook zijn we een vlak land zonder teveel hiërarchie. We hebben een lekker poldercultuurtje, we hebben korte lijnen met elkaar en willen graag het experiment aangaan en innoveren.

 

EvdL Niet voor niets woont de bekende Amerikaanse curator en auteur William Myers in Nederland. Hij is een grondlegger van het biodesign vakgebied en wereldwijd van invloed, ook op studenten.

 

MD Ontwerpers hebben in Nederland een positie verworven; ontwerp wordt serieus genomen. Er zijn kennis-instituten die dit vakgebied stimuleren, zoals Wageningen Universiteit en Research, TU Delft en TU Eindhoven. Investeringsgroepen, ook vanuit Amerika, kijken naar Nederland, waar ze kunnen helpen en onderdeel van kunnen worden. Neem Ecovative Design, een in New York gevestigd biotechbedrijf dat baanbrekend werk verricht op het gebied van biofabricage van mycelium, die kan hier een impuls aan geven.

 

EvdL En Bolt Threads uit San Francisco die met mycelium en spinnenzijde werkt.
Die hebben een vestiging in Arnhem geopend, dat is ook interessant.

 

MD Zij hebben inderdaad enorme investeerders achter zich en gaan hard. Zij kunnen gaan opschalen en met bestaande, traditionele markten concurreren. Je merkt dat de samenwerkingen nu pas beginnen te stromen, dat biologen, engineers, wetenschappers en ontwerpers samenkomen. Het gaat niet alleen om een eindproduct, maar om meer procesmatig denken – het is belangrijk dat dit aandacht krijgt.

Als je naar de toekomst kijkt: hebben we dan de helft van onze producten uit biomaterialen samengesteld? Hoe ver zijn we dan?

MD Ik hoop niet dat het 2050 wordt, maar toch zal het lang duren.
Ik wil het natuurlijk wel meemaken.

 

EvdL Als straks hopelijk bedrijven als Coca Cola en Adidas erin investeren, gaat het snel. In Amerika gaat er sowieso meer geld in om en kan het sneller gaan. Dat geeft Europese, Nederlandse ondernemers en de overheid kans om aan de wet- en regelgeving te werken. Dat is belangrijk om vooruit te kunnen gaan. Ik hoop dat als ik bejaard ben, mijn kleinkinderen zeggen: “heb je dat nieuwe jurkje van algen-garen bij de H&M gezien?”. Gekocht in de Groene Koopgoot in Rotterdam: ik zie het al helemaal voor me.