New Material Award 2009–2018 
New Material Award 2009-2018

Een duurzame toekomst voor textiel gaat via recycling en de herwinning van de vezel
Gesprek met
Michelle Baggerman en Ger Brinks

De destructieve impact van massaproductie van textiel is veelomvattend en complex. Ontwerper Michelle Baggerman en onderzoeker/ondernemer Ger Brinks werken beiden aan een duurzame toekomst voor textiel vanuit recycling en de aanpassing van de bron van de vezel. Zij verkennen innovatieve circulaire oplossingen, onderzoeken nieuwe mogelijkheden voor producttoepassingen van afvalstromen en bouwen nieuwe productieketens op. Welke rol neemt materiaalonderzoek in vanuit de ontwerper, de onderzoeker, en in samenwerking met elkaar en met de industrie?

Ontwerper Michelle Baggerman richt zich vanuit haar studio Bureau Baggerman op ontwerpend onderzoek tussen technologie en ambacht voor een sociaal, ecologisch en economisch duurzame toekomst. Met haar afstudeerproject Precious Waste aan Design Academy Eindhoven in 2009 transformeerde zij afgedankte plastic boodschappentassen tot fijne garens waarmee zij textiel weefde. Inmiddels heeft zij allerlei prototypes ontwikkeld die het potentieel van het verduurzamen van materialen en productietechnieken aantonen. Haar resultaten worden breed gedeeld in tentoonstellingen, publicaties, presentaties, lezingen en het onderwijs. Samen met onderzoeker Ger Brinks, jurylid voor de New Material Award in 2011, blikt zij terug en vooruit op de ontwikkelingen in de textiel-industrie. De textiel-industrie heeft sneller geïnnoveerd als industrie, omdat mode en textiel minder conventioneel is. Mode is directer en adaptiever, dus van die innovatiesnelheid in implementatie kan geleerd worden. Brinks is oprichter en directeur BMA Techne, deelnemer in het Reflow project en cofounder van SaXcell. In de pilotfabriek van SaXcell BV wordt van oude katoenvezels pulp gemaakt dat de grondstof voor de SaXcell cellulosevezels vormt, geschikt voor de productie van bijvoorbeeld kleding, handdoeken, gordijnen en (werk)broeken.

Michelle, je hebt jouw techniek waarmee je van plastic zakken fijne garens kunt maken verder ontwikkeld. Dit heeft geleid tot jouw specialisme: jij bent in staat om materialen te transformeren.

 

Michelle Baggerman (MB)

Bij de start van mijn zoektocht in 2009 heb ik slechts een spinnewiel en weefgetouw gebruikt om vanuit plastic zakken een hoogwaardig, nieuw materiaal te maken. Ik zocht naar een materiaal dat langdurig gebruikt kan worden en er niet meer als een plastic zak uit zag. Mijn project Precious Waste werkte goed als inspiratiebron. Het was nodig, want pas toen begonnen we als samenleving echt bewust naar plastic te kijken: wat doen we daar eigenlijk mee? Hoe gaan we ermee om? Precious Waste was een goede vorm om te communiceren dat afvalplastic waarde heeft, dat je er iets moois van kunt maken, dat je het kunt transformeren. Ik raakte ook geïnteresseerd in HDPE, High Density Polyethyleen, van de iets hardere verpakkingen als plastic shampoo-flessen bijvoorbeeld. Gerecycled HDPE wordt alleen laagwaardig toegepast, maar ik wilde de inzetbaarheid van dit materiaal verhogen. Om de stap van artistiek onderzoek naar de industrie te maken, ben ik met ontwerper Jessica den Hartog gaan samenwerken, samen met onderzoeksinstituut Aachen-Maastricht Institute for Biobased Materials (AMIBM). Ons onderzoek sluit aan bij de doelstelling die zij hebben om duurzame, synthetische garens te maken.

 

Lukt het om vanuit HDPE garen te maken? Hoe pak je dat aan?

 

MB

Alle bedrijven en mensen die we voor een samenwerking hebben benaderd, zeiden: “waarom kies je niet voor PET-flessen, dat is toch veel makkelijker?” Maar juist door een materiaal te kiezen dat overblijft, dat het minst gebruikt wordt, denken wij de meeste winst te behalen. Zelfs als we een kleine toepassing kunnen vinden, is het al beter dan wat er nu mee gebeurt. Je merkt dat de meeste interesse uitgaat naar wit of transparant gekleurd afvalplastic, omdat je dit kunt herkleuren. De rest is één grote bulk, een grijze massa die overblijft en de industrie niet interessant vindt. Terwijl wij als ontwerpers denken: wij moeten ervoor zorgen dat de kleur grijs heel mooi wordt. Dat wij de schoonheid van grijs laten zien of van een kleurenpalet met grijs als basiskleur uitgaan.

Je ontwikkelt nieuwe halffabrikaten die nog niet aan een toepassing vastzitten. Wat kunnen we doen om die materialen, nog los van de toepassing, een kans te geven?

MB

Er is veel mogelijk en het is nodig, maar de regelgeving zit vaak in de weg. Aan de ene kant ben ik juist vóór overheidsbemoeienis die aan recycling en scheiding eisen stelt – in die zin is er zelfs méér bemoeienis nodig. Als het over regelgeving gaat, over hele specifieke eisen, kan dit in andere gradaties plaatsvinden. Veiligheidsvoorschriften zijn belangrijk als je op grote schaal produceert, maar voor experimentele, kleine projecten die willen opschalen, is het goed dat er meer mogelijk is en per product gekeken wordt waar het écht aan moet voldoen.

 

Ger Brinks (GB)

Er zijn op basis van de specificaties met de garens vanuit HDPE een heleboel toepassingen te bedenken. Het probleem is dat je een business case moet hebben. Eén van de meest belangrijke elementen die van invloed is op je toekomstige business case is de maatschappelijke impact. Bij het inkoopbeleid bij bedrijven wordt hierop steeds meer druk uitgeoefend. De overheid speelt hierin een belangrijke rol en die rol gaat alleen maar groter worden. Zo loopt er bij Defensie een traject waarbij kleding wordt aanbesteed op basis van gerecyclede grondstof. Vanuit een holistische blik, waarbij materialen langer in gebruik worden gehouden en zo de levensduur wordt verlengd. Dat is belangrijk, want dan snappen beleidsmakers, holistisch gezien, waar je mee bezig bent.

Ger, kun je terugblikken op de laatste 10 jaar: wat is er gebeurd in de textiel-technologie en de verandering in het denken over duurzaamheid?

GB

In 2011 promoveerde Gerrit Bouwhuis, docent/onderzoeker bij Saxion, met zijn onderzoek op duurzame textielproductie met enzymen waarmee de milieu-impact van het bleken van textiel aanzienlijk kan worden gereduceerd. Daarna hebben we bedacht dat cellulose in katoen gerecycled kan worden en dat leidde tot SaXcell. De hele mindset is inmiddels compleet om. Het is ondenkbaar om in de aanbesteding van textiele producten, van werkkleding tot interieurproducten in kantoorgebouwen, niet op duurzaamheid in te zetten. Wereldwijd zijn er duizenden projecten op het gebied van duurzame textiel. Tien jaar geleden was PLA al “wow” en nu is recycled PET op de markt, dat is booming. Je ziet dat startups zich realiseren dat als je iets voor elkaar wilt krijgen in de textielwereld, dit op grote schaal moet gebeuren. Als ik virgin polyester voor €1,60 kan kopen en gerecycled voor €1,80 per kilo kan ik voorspellen wat de industrie gaat doen. Nu de prijzen van grondstoffen aan het stijgen zijn, is dat gunstig. Bovendien: Als wij katoen of hout verwerken, werken we aan de CO2 opslag in het materiaal, zo houden we CO2 langer uit de atmosfeer. Dat is echt van de laatste tijd, dat je het CO2 gebonden laat in de materialen die we gaan hergebruiken. We zijn in 2012 begonnen met SaXcell. We hebben aandeelhouders en onze pilot plant draait volop. De eerste 600 kilo is opgestuurd om te worden gemalen en te worden verwerkt tot nieuwe vezels, een virgin fiber.

Het is ook tegenstrijdig: de omloopsnelheid van wat consumenten als wegwerpkleding beschouwen, is de bron voor SaXcell – dit vormt het recyclebare materiaal waarmee jullie aan de slag gaan.

GB

Dat klopt, maar er is ongelooflijk veel textiel in de recycling. Alleen al het productieafval is meer dan 20%. We doen momenteel proeven met huishoudtextiel in samenwerking met SaXcell-partners Wevotex en Sympany, een grote inzamelaar. Kledingstukken of textielproducten worden behandeld, zodat ze geschikt worden voor ons recycling-proces. Nieuw is dat er een gevecht om het textielafval gaande is. Lenzing, de Oostenrijkse producent van Tencel en Renewcell, hebben als opdracht om wit katoenafval in te kopen en dat merk je in Nederland. Er is een zakelijke strijd om bepaalde types textielafval, omdat je dit heel goed kunt recyclen. Deze concurrentiestrijd om de inkoop van textielafval was 10 jaar geleden ondenkbaar.

Is dat waarom je deelneemt aan het project Reflow, met focus op het Amsterdamse textielafval? Dan ben je meteen bij de bron: je zamelt textiel in via Amsterdammers.

GB

In Amsterdam worden een aantal pilots voor textiel-inzameling opgezet, een beetje zoals vroeger de ouderwetse lompenman. Wij willen op stadsniveau zoiets met The Rag Man opzetten. Via een app kun je aangeven als je een zak huishoudtextiel over hebt en dan krijg je een berichtje als ons mooie, kleine elektrische karretje langskomt om die zak op te halen.

 

MB

Wat ik interessant vind, is dat je direct in contact met mensen staat. Het is een groot probleem dat mensen afval of andere dingen in de textielafval-containers gooien. Dit is het eerste wat verwerkers eruit moeten vissen, anders is het textiel meteen niets meer waard. En gek: vooral in gemeenten waar betaald moet worden om je afval in te leveren, zit veel afval tussen het ingeleverde textiel. Met zo’n lompenman en direct contact voorkom je dit.

 

GB

Ja, dat klopt. Op deze manier krijgen we ook een betere kwaliteit grondstoffen. We houden een stroom textiel over, een menging van allerlei soorten, die we meteen op een lopende band kunnen gooien. Een machine, de FiberSort bij Wieland in Zaanstad, maakt vervolgens een scan van elk stuk textiel waardoor je meteen ziet: dit is katoen, polyester of wol. Op voorhand krijg je zo al een behoorlijke sortering. In Zweden zijn ze ook met dit soort systemen bezig. Zo zie je: het begint allemaal geïmplementeerd te raken.

Er zijn veel samenwerkingen. Welke samenwerkingen zijn succesvol en waarom? Wat zijn de succesfactoren?

MB

Het moet niet puur om geld verdienen gaan, er moet een stukje idealisme in zitten. Wij doen het, omdat het goed is en omdat we denken dat het nodig is. Als iedereen dit gevoel heeft, helpt dat enorm. Ook het vertrouwen tussen elkaar is belangrijk. Dingen dichttimmeren hoeft niet; ik wil alles zoveel mogelijk open delen.

 

GB

Wat ook goed werkt, is om met een klein, gericht consortium naar één einddoel toe te werken. Wij hebben bijvoorbeeld een consortium dat een isolatie-jas maakt die je kunt hergebruiken. In het consortium zitten twee eindgebruikers, het stadsziekenhuis Onze Lieve Vrouwe Gasthuis en zorgverlener Cordaan, inclusief een bedrijf die de jas wellicht op de markt brengt. Het succes hiervan ligt er, volgens mij, aan dat er in onze opzet niet al teveel geld omgaat. Iedereen doet mee uit eigen naam en de deelnemers beheren zelf een deel van hun projectbudget. Onze Lieve Vrouwe Gasthuis heeft een doelstelling vanuit de directie voor een prijs, maar er is ook een maatschappelijke doelstelling richting hun banken en verzekeringen die de rekeningen betalen en die ook vaak in de CO2 inkoophandel zitten.

Bedrijven hebben ook een corporate social responsibility (CSR). Hebben we dat als ontwerper?

MB

In de ontwerpwereld zoekt iedereen het zelf maar een beetje uit. Je kunt er alleen niet meer mee aankomen als je geen social responsibility hebt. Toen ik tien jaar geleden begon, was ik één van de weinigen die naar afvalmateriaal keek en wat je ermee kan doen. Nu kun je het niet meer maken om daar géén idee over te hebben of daar geen positie over in te nemen. Maar het is niet opgelegd, het is niet verplicht. Het is iets wat nu ontstaat in de ontwerpwereld.

 

GB

Het is ondenkbaar dat er aanbestedingen zonder een CSR-achtige dimensie plaatsvinden. Het gaat niet alleen over milieu-impact, maar ook of je bijvoorbeeld met mensen met afstand tot de arbeidsmarkt werkt. Geweldig toch? Dat instanties eisen aan toeleveranciers gaan stellen, dat minstens een bepaald percentage van hun personeel uit mensen moet bestaan met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Wat voor ontwerpers en onderzoekers hebben we in de toekomst nodig?

MB

Er zijn ontwerpers en onderzoekers met een hele brede blik nodig. Ontwerpers kunnen veel meer impact hebben als zij in projecten samenwerken, waarbij je de hele keten in beeld brengt en verbanden kunt leggen vanuit textiel. Van het vezeltje tot de stoffen en het product wat ervan gemaakt wordt, en hoe dat weer terugkomt. Het is goed als ontwerpers in een positie komen en zich tussen al die schakels in de keten bevinden. En daarbij ook een relatie met het publiek opbouwen en een vertaling maken tussen waar de behoefte ligt, wat er nodig is en hoe je dat op een verantwoorde manier kunt doen.

 

GB

Kennis over Design for Recycling is in ieder geval nodig: het samenstellen voor het gebruik van materiaal, op een dusdanige manier dat je er daarna iets mee kunt doen. Er zijn bijvoorbeeld ontwikkelingen gaande om elastaan goed te kunnen verwijderen uit textiel. In plaats van dat je het helemaal weglaat, besluit je: in dit ontwerp heb je geen garen dat uit twee of meer typen vezels bestaat, de intimate blend. Je hebt, kortom, onderzoekers nodig die kunnen denken en werken vanuit de vezel.

 

MB

Klopt, en de inzichten en kennis hierover veranderen. Dat is iets wat nu te oppervlakkig blijft in ontwerp, je bent als ontwerper niet van alles op de hoogte. Daarom is het belangrijk dat je nieuwe samenwerkingen aangaat, dat je praat met mensen uit de industrie en leert begrijpen hoe dingen werken. Dat je leert over afwegingen die je kunt maken, de nuances hierin, en hoe je dit op een goede manier doet, communiceert en navolgbaar maakt. Waarom maak je bepaalde keuzes? Waarom ga je bijvoorbeeld wel of niet voor elastaan? En hoe neem je mensen hierin mee? Niets mooier om te zien dat het allemaal bij elkaar komt en werkt.